Home > Ziektebeelden > Neurologie > Perifeer zenuwstelsel >

Neuromusculaire transmissiestoringen

Algemeen

Aandoeningen van de musculaire transmissie beïnvloeden de neuromusculaire junctie. Ze kunnen betrekking hebben op i) postsynaptische receptoren (bijv. bij myasthenia gravis), ii) presynaptische afgifte van acetylcholine (bijv. bij botulisme) en/of iii) afbraak van acetylcholine binnen de synaps (bijv. vanwege drugs/geneesmiddelen of neurotoxische chemicaliën). Gemeenschappelijke eigenschappen van deze aandoeningen zijn onder meer fluctuerende vermoeidheid en spierzwakte zonder sensorische tekorten.

 

Het syndroom van Eaton-Lambert

Deze aandoening is het gevolg van een verminderde afgifte van acetylcholine uit presynaptische zenuwuiteinden.

 

Botulisme

Ontwikkelt zich wanneer toxines, die geproduceerd worden door Clostridium botulinum, zich irreversibel binden aan de terminale cholinerge zenuwuiteinden. Hierdoor kan het acetylcholine, dat in de presynaptische zenuwuiteinden wordt geproduceerd, niet binden. Het resultaat is ernstige zwakheid, soms met respiratoir insufficiëntie. Andere systemische symptomen kunnen mydriase, droge mond, constipatie, urinaire retentie, en tachycardie vanwege niet tegengegane activiteit van het sympathische zenuwstelsel (anticholinerg syndroom) omvatten. Deze systemische bevindingen zijn afwezig bij myasthenia gravis. Bij botulisme detecteert elektromyografie (EMG) een milde decrementale respons aan lage-frequentie (2 tot 3 Hz) repetitieve zenuwstimulatie maar een uitgesproken incrementale respons na 10 seconden van oefening of met snelle (50 Hz) repetitieve zenuwstimulatie.

 

Drugs/medicijnen of toxische chemicaliën

Cholinerge medicijnen, organofosfaat-insecticiden, en de meeste zenuwgassen blokkeren de neuromusculaire transmissie door overmatige actie van acetylcholine dat de postsynaptische receptoren depolariseert. Miosis, bronchorrhea, en myastheenachtige zwakheid (cholinerg syndroom) zijn het gevolg. Aminoglycoside- en polypeptide-antibiotica verminderen de presynaptische acetylcholine-afgifte en sensitiviteit van het postsynaptische membraan voor acetylcholine. Bij hoge serumniveaus, kunnen deze antibiotica de neuromusculaire blokkering verhogen bij patiënten met latente myasthenia gravis. Langetermijn penicillaminebehandeling kan een reversibel syndroom veroorzaken dat klinisch en elektromyografisch lijkt op mysthenia gravis. Overmatige Mg po of IV (met bloedniveaus die de 8 tot 9 mg/dL naderen) kan ook ernstige zwakheid induceren die lijkt op een myastheen syndroom. De behandeling bestaat uit het elimineren van het drug/geneesmiddel of toxische chemicaliën en het geven van benodigde respiratoire ondersteuning en intensieve verpleging. Atropine 0.4 tot 0.6 mg po tid verlaagt de bronchiale secreties bij patiënten met cholinerge overmaat. Hogere doses (bijv. 2 tot 4 mg IV q 5 min) kunnen nodig zijn voor organofosfaat-insecticide of zenuwgasvergiftiging.

 

AANDOENINGEN MET NEUROMUSCULAIRE MANIFESTATIES

Stiff-person syndroom

Dit syndroom beïnvloedt het CZS maar heeft neuromusculaire manifestaties. Het komt vaak voor bij patiënten met insuline-afhankelijke diabetes. Het kan auto-immuun zijn en kan voorkomen als een paraneoplastisch syndroom (vaakst met borst-, long-, of colonkanker of met Hodgkin lymfoom). Autoantilichamen tegen verschillende eiwitten die betrokken zijn bij GABA (γ-aminoboterzuur)-glycine synapsen zijn aanwezig, die in de eerste plaats inwerken op de inhibitoire neuronen die hun oorsprong hebben in de anterieure hoorn van het ruggenmerg. Progressieve stijfheid ontwikkelt zich ongemerkt in de romp en het abdomen en, in mindere mate, in de benen en armen. Patiënten zijn in andere opzichten normaal, en onderzoek detecteert alleen spierhypertrofie en stijfheid. EMG laat slechts de elektrische activiteit van normale contractie zien. Alleen symptomatische therapie is beschikbaar. Diazepam is het enige medicijn dat consequent spierstijfheid verlicht. Resultaten van plasmaferese zijn inconsistent.

 

Syndroom van Isaac

Dit syndroom, over het algemeen beschouwd als een chanellopathy, komt soms voor als een paraneoplastisch syndroom. Het kan ook voorkomen bij andere aandoeningen (bijv. mysthenia gravis, thymoom, kanker, amyloïdose) of kan worden geërfd. De oorzaak is onbekend. Men denkt dat afwijkingen hun oorsprong hebben in een perifere zenuw omdat ze stoppen door curare maar meestal aanhouden na algemene anaesthesie. De ledematen worden het meest getroffen. De sine qua non is myokymie—aanhoudende spiertrekkingen beschreven als bag-of-worms bewegingen. Andere symptomen omvatten carpopedale spasmen, intermitterende krampen, toegenomen transpiratie, en pseudomyotonie (verminderde relaxatie na een sterke spiercontractie maar zonder de typische toe- en afnemende EMG afwijking van echte myotonie), Carbamazepine of fenytoïne kan deze symptomen verlichten.


Bron

  1. M. Donaghy. Brain's Diseases of the Nervous System. 12th edition. Oxford University Press (USA).
  2. J. Biller. Practical Neurology. 3rd edition 2008. Lippincott Williams & Wilkins.
  3. C. Clarke, R. Howard, M. Rossor, S.D. Shorvon. Neurology: A Queen Square Handbook. 1st edition 2009. Wiley-Blackwell.
Laatste update: 11-09-2011